
Pensioen - hoe zit het ook alweer?
In Nederland is het pensioen onderverdeeld in drie zogeheten pijlers.
Dit is een voorziening vanuit de overheid waarvoor alle werkenden premie betalen en die iedereen vanaf zijn of haar AOW-leeftijd ontvangt. Wie een periode in het buitenland heeft gewerkt, krijgt te maken met een korting op de AOW van 2% per jaar in het buitenland.
Veel mensen die in loondienst zijn bouwen via hun werkgever een pensioen op. De premie wordt automatisch ingelegd van het bruto salaris en ondergebracht bij de partij waar de werkgever een pensioenregeling heeft afgesloten. Hier kan op de pensioenleeftijd een levenslang pensioen voor worden aangekocht. Vaak wordt er maar een deel van het maximaal toegestane bedrag ingelegd door de werkgever.
Zelfstandigen en werknemers die geen volledig pensioen pobouwen, kunnen hun pensioen aanvullen in de derde pijler. De maximale inleg hiervoor wordt de fiscale jaarruimte genoemd en is afhankelijk van het bruto jaarsalaris. Aanvullend pensioen is geen onderdeel van een pensioenregeling, waardoor het altijd mogelijk is om van aanbieder te wisselen of de inleg aan te passen of een keertje over te slaan.
Jaarruimte
Met de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) gaat de maximale lijfrente-aftrek van 13,3% van de premiegrondslag naar 30%. Dat is meer dan een verdubbeling. De nieuwe premiegrondslag wordt echter wel berekend met dezelfde franchise als bij het tweede pijler pensioen, dus deze wijzigt van € 13.646 naar zo’n € 17.545.
Factor “A”
Werknemers, die pensioen bij hun werkgever opbouwen, moeten voor het bepalen van de maximale fiscale ruimte rekening houden met de factor A (pensioen-aangroei). De factor A moet worden vermenigvuldigd met 6,27 en in mindering worden gebracht op de berekende lijfrenteruimte. Als de pensioenregeling is aangepast aan de nieuwe pensioenwet, is deze factor A niet meer van toepassing. Dan moet van de jaarruimte de in het betreffende belastingjaar voor deze werknemer ingelegde pensioenpremie worden afgetrokken.